Sint Theresiakerk
De Sint-Theresiakerk is vernoemd naar de 19e-eeuwse Franse non Theresia van Lisieux. Het gemeentelijke monument werd in 1934 ontworpen door architect Hubert Groenendael, en behoort tot het cultureel erfgoed van de stad Maastricht.
De Sint-Theresiakerk is een vrijstaand kerkgebouw op een kruisvormig grondplan, bestaande uit een schip met zijbeuken en een dwars transept. Het westwerk wordt geflankeerd door vierkante torens en heeft een voorportaal met een galerij. Tegen de westelijke transeptarm is nog een toren gebouwd. Aan weerszijden van het westwerk, tegen de zijgevels, zijn kleine zijkapellen. Het koor heeft een halfronde absis. Aan de oostkant van het koor vindt u de sacristie. De kerk staat in verbinding met de naastgelegen pastorie.
Materiaalgebruik
Alle daken zijn deels gedekt met Hollandse pannen en deels met leien. Alle bakgoten zijn afgewerkt met een lijst van leien. De torendaken zijn bekleed met koper. De buitengevels hebben een hoge plint van bruine hardsteen, en zijn daarboven opgetrokken in grof gehakte blokken Kunrader steen. Het toegangsportaal heeft een bordes met enkele trappen en een opengewerkte galerij met vier spitsboogvormige openingen. Deze zijn opgevuld met gesmede hekwerken, met daarin kruisvormen verwerkt. In de voorgevel van het westwerk vindt u twee dubbele en twee enkele oorspronkelijke deuren. Twee spitsboogvensters met glas-in-lood sieren de bovenkant van het toegangsportaal. De geveltop is voorzien van zijn drie lancetvensters en wordt geaccentueerd met een stenen kruis.
Torens
De torens van het westwerk hebben een smeedijzeren bekroning, waarvan de oostelijke de tekens ‘A(lpha)’ en ‘O(mega)’ draagt en de westelijke de tekens ‘P(ax)’ en ‘Ch(risti)’. De achterste toren bij het transept wordt bekroond door een weerhaan. De torens hebben op 4 niveau’s smalle lancetvensters, zowel in de voor- als in de zijgevel. Onder het dak zwenken de torens naar binnen en zijn er in alle zijden twee galmgaten, in de vorm van spitsbogen, voorzien van galmborden.
De toren bij het westelijke transept heeft lancetvensters op verschillende niveau’s en twee verjongingen onder het dak. In de muurvlakken van de eerste verjonging zijn (tijd)klokken aangebracht. In de tweede verjonging zijn galmgaten met galmborden geplaatst. Op de overgang van de eerste naar de tweede verjonging zijn op alle hoeken van de toren gestileerde, natuurstenen gargouilles geplaatst.
Traveeën
De zijgevels van het schip worden geleed door steunberen. Ze zijn 5 traveeën breed. In de achterste 4 traveeën heeft iedere gevel spitsbogen vensters met glas-in-lood ramen. Tegen deze traveeën zijn op de begane grond de zijbeuken geplaatst, die er met een lessenaarsdak tegenaan leunen. Deze zijbeuken hebben 4 traveeën, gescheiden door steunberen, voorzien van spitsboogvensters met glas-in-lood.
Zijkapellen
De westelijke zijkapel heeft een zadeldakje en een topgevel aan het uiteinde. Hierop is een groot houten Christusbeeld gehangen. De oostelijke zijkapel heeft een driezijdige sluiting. De transepten hebben topgevels aan de uiteinden, waarin spitsboogvensters met glas-in-lood zijn geplaatst.
Plateau en plint
De kerk is geplaatst op een plateau, dat aan de westzijde gelijk ligt met het niveau van de Tongerseweg en aan de oostzijde een éénlaagse plint vormt. In de plint van de bruine hardsteen zijn spitsboogvormige openingen, die deels zijn dichtgezet met vensterpuien en deels open zijn om toegang te geven tot een galerij. Aan de noordzijde is een kleurrijke keramische plaquette in de gevel aangebracht met mens-en bloem figuren.